Wat begon bij een viswedstrijd aan de Maas, groeide uit tot een indrukwekkende en vrijwel complete steentijdcollectie uit de omgeving.
Amateurarcheologen
Peter herinnert zich nog precies hoe het ooit begon. Tijdens viswedstrijden zat hij vaak naast twee amateurarcheologen, die hem met hun verhalen over de steentijd betoverden. Ze hadden altijd een paar voorbeelden bij zich: een pijlpuntje, een stenen mesje, een schrabber. “Dat vond ik geweldig,” vertelt Peter. “Ze zeiden: als je goed kijkt op de akkers, ligt daar ook van alles. Pak een emmer en neem mee wat je vindt, dan sorteren we het de volgende keer.”
En zo liep een achtjarig jongetje met zijn vader, en later ook zijn broer, de akkers op. De eerste vondsten waren meteen raak: bewerkte vuursteen, een mesje, een schrabbertje. De vonk sloeg over, en Peter was verkocht.
Unieke, gesloten collectie
In de loop der jaren groeide de verzameling uit tot een van de meest complete steentijdcollecties van Beesel. “Ik was de enige gek die elk vrij moment op de akkers liep,” grapt hij. “Maar alles wat wij hebben, komt uit dit gebied. Het vertelt de volledige geschiedenis van de steentijd in Beesel.” Hij toont een vuurstenen mes waarvan de snede na vijfduizend jaar nog vlijmscherp is. "Je moet oppassen dat je je vinger niet openhaalt,” zegt hij terwijl hij het voorzichtig vasthoudt.
Metaaldetector
Naarmate zijn kennis groeide, groeide ook zijn frustratie. Veel vondsten verdwenen simpelweg omdat niemand wist wat er lag. “Uit kwaadheid heb ik een metaaldetector gekocht,” vertelt hij lachend. Dat bleek een gouden greep. Op akkers waar hij al vijftien jaar liep, vond hij ineens voorwerpen die hij nooit eerder had opgemerkt. Zijn meest bijzondere metaaldetectievondst is een bronzen hielbijl, ongeveer 3.300 jaar oud. “Zo’n zwaar ding, uit 1300 voor Christus. Je beseft dan hoe ver die geschiedenis reikt.”
Eerste gouden vonds
Niet alleen archeologie, ook paleontologie komt voorbij in Peters vitrines. Tussen de baggervondsten liggen onder meer botten van wolharige neushoorns en mammoeten. Trots laat hij het grootste bot zien: een dijbeen van een wolharige mammoet.
Toch is er één stuk dat voor Peter met kop en schouders boven de rest uitsteekt: een gouden Merovingische ring die hij in Maasbracht vond. “Mijn eerste gouden vondst. Dat was emotioneel, kan ik je vertellen.” De ring, massief en bezet met granaat (almandine), stamt vermoedelijk uit de 6e of vroege 7e eeuw. “Je merkt dat mensen vroeger dunne vingertjes hadden,” zegt hij met een glimlach. “Hij past nog niet eens om mijn pink.”