Lizette Hilkens spreekt met Bibi Beekman van het Limburgs Museum over dit unieke stuk en het verhaal dat erachter schuilgaat.
Wat maakt de bijl uit Kessel zo bijzonder?
“Het is een van de oudste objecten in de tentoonstelling, zo’n 4000 jaar oud. Uit chemisch onderzoek blijkt dat het koper dat erin verwerkt is afkomstig is uit Slowakije. De vorm van de bijl vertelt ons dat hij in Noordwest-Duitsland is gemaakt. Uiteindelijk is hij via ruilhandel naar Limburg gekomen en in de Maas terechtgekomen. Daarmee heeft dit kleine voorwerp honderden kilometers afgelegd.”
Hoe kwam zo’n bijl dan hier terecht?
“Er waren in Nederland geen mijnen voor koper of tin. Alles wat hier gevonden is, moest dus van elders komen. Handelaars trokken met hun waar door Europa en zo verspreidden de voorwerpen zich. Je moet je voorstellen dat die bijl van persoon tot persoon is doorgegeven, totdat iemand hem hier, bij de Maas in Kessel, heeft achtergelaten.”
Was het achterlaten van zo’n voorwerp toeval?
“Nee, helemaal niet. Rivieren waren in de bronstijd heilige plekken. Mensen offerden er wapens, bijlen en andere objecten. Het was een manier om contact te maken met de goden of belangrijke gebeurtenissen te markeren. Dat zie je ook terug in onze zwaardenvitrine, waar we laten zien hoe wapens in het water lagen.”
Waarom is dit verhaal belangrijk om te vertellen?
“Omdat het laat zien dat Limburg duizenden jaren geleden al onderdeel was van een groot Europees netwerk. De bijl uit Kessel vertelt het verhaal van handel, geloof en verbondenheid over grote afstanden. Dat maakt het een klein object met een groots verhaal.”