Zijn vader
Al in 1940 werd het gezin Smeets uit hun huis in de Schoolstraat geëvacueerd omdat Duitse militairen het pand vorderden. Boy was toen vijf jaar oud. Zijn vader, huisarts, was op dat moment opgeroepen voor dienst en bevond zich in Schiedam. Daar maakte hij de landing van Duitse parachutisten mee en moest hij onder moeilijke omstandigheden zijn werk doen. “Hij had geen auto meer, alleen een motor die ’s avonds tussen de tabaksplanten werd verstopt,” vertelt Boy. Later moest zijn vader de praktijk weer op de fiets uitvoeren, soms dagenlang, van Helenaveen tot Kessel.
Communicatie
In de omgeving was nauwelijks communicatie mogelijk; in Grashoek hadden alleen de pastoor en de caféhouder een telefoon. Toen Boy’s vader uiteindelijk door de Duitsers werd opgepakt tijdens een razzia, stond het gezin er alleen voor. Zijn moeder probeerde de apotheek draaiende te houden, met hulp van een Duitse Wehrmachtsarts die in noodsituaties bijsprong.
Gevangene
Boy vertelt ook over de hachelijke tocht die zijn vader als gevangene meemaakte. Met tientallen anderen werd hij in een veewagon naar Duitsland afgevoerd. Tijdens een stop wist hij te ontsnappen en kwam hij terecht bij inwoners van de streek, onder wie de latere leider van het lokale verzet in Paderborn. Via ondergrondse netwerken vond zijn vader uiteindelijk de weg terug naar Nederland.
De bevrijding
De bevrijding herinnert Boy als een periode vol spanning. “We zagen ’s nachts hele colonnes door de straat trekken. Je voelde dat de Tommy’s in aantocht waren.” In de laatste dagen voor de intocht van de geallieerden bliezen de Duitsers nog de kerktoren op en stonden er zelfs nog pantserwagens achter het huis. Toch was het gevoel van opluchting groot toen de geallieerden eenmaal Panningen binnenkwamen. “Voor ons kinderen was het spannend. We beseften niet hoe gevaarlijk het eigenlijk was.”
Na de bevrijding werden Engelse militairen bij het gezin ingekwartierd. Boy kan zich nog goed herinneren dat ze voor het eerst wit brood kregen, zo ongekend in de tijd van schaarste. “We dachten dat het watten waren, zo wit.”