Twee jaar geleden werd het manifest 'Zelfsturing meer dan samen zelf doen' opgesteld. In dat document hebben de dorpsoverleggen van de elf kernen gezamenlijk uitgangspunten geformuleerd. In 2000 werd al ingezet op zelfsturing, waarbij de gemeenschap weer zelf de verantwoordelijkheid krijgt om te zorgen voor een goede leefbaarheid in het dorp.
De dorpsoverleggen concluderen dat zelfsturing in ontwikkeling blijft. "Bij zelfsturing 1.0 in 2000 hebben we al gezegd dat het een hele ontwikkeling is. Het is een zoektocht wat een dorp zelf wil en waar ze naartoe wil", vertelt Piet Geurts, lid van Dorpsoverleg Koningslust.
Volgens Joost Stemkens, voorzitter van Dorpsoverleg Meijel, is het verlangen in de loop der jaren veranderd vanuit de kernen. "De posities worden anders. Inwoners gaan de omgeving anders zien en worden zich er bewust van. Je gaat meerdere dingen toe-eigenen." Hij merkt ook dat er meer structuur komt in de plannen over wie wat aanpakt en hoe. "Belangrijk is hoe borg je dat geheel. Dat mensen bewust zijn de leefbaarheid en zelf een bijdrage leveren."
Koen Hendriks van Dorpsoverleg Baarlo ziet nog een uitdaging om de jonge generatie bewust te maken om zelf aan de leefbaarheid te werken. "We zijn onderhand met social marketing bezig om mensen te activeren iets te doen."
Stemkens denkt dat met zelfsturing 3.0 dorp veel werk kunnen doen dat het gemeentelijk apparaat ontlast. "Meer coaching is soms nodig. We werken inmiddels met een kernambtenaar bij wie we terecht kunnen als we vragen hebben. Zo hoeven we niet vijftien mensen te bellen." Hendriks geeft daarbij aan dat de gemeente ook dekking kan geven en zaken wegneemt op juridisch en planologisch gebied.
Bij de dorpsoverleggen leeft nog de behoefte om in gesprek te gaan met de raad. "Dat is fysiek nu wat lastig. We hebben samen gezegd dat een goede evaluatie vraagt om een fysiek gesprek", geeft Geert Wismans, adviseur maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente Peel en Maas.
Bij Dorpsoverleg Koningslust merken ze dat de contacten met andere dorpsoverleggen zijn vruchten afwerpt. "Dingen worden daardoor in andere kernen sneller opgepakt", vertelt Geurts. "En er is minder rivaliteit tussen de dorpen. We hebben juist de modus om elkaar te helpen.".